top of page

fictie

De schat in het bos.

​

Ze sperde haar neusvleugels wijd open. Haar snorharen trilden. Voorzichtig sloop ze dichterbij. Een gevoel van opwinding maakte zich van haar meester. Alles zou nu goed komen, misschien.

Ze schatte haar kansen in. Als ze op haar tenen ging staan, kon ze met haar voorpoten net aan de rand. Hijgend wipte ze op en neer. En met de laatste, hoogste sprong slaagde ze erin om haar vette lijf over de rand te hijsen. Met een bons kwakte ze aan de andere kant neer. Ze wreef met haar rechtervoorpootje in haar oogjes die meteen zo groot als schoteltjes werden. Dit was te mooi om waar te zijn. Toen ging ze aan de slag. Ze voelde dat ze niet veel tijd meer had. 

‘Wow, wow, wow,’ galmde het door het bos. Gevolgd door een blij: ‘Van mij, van mij!’ En toen een bons. 

‘Wat was dat?’ onderbrak Mia haas haar geknabbel, ‘het leek wel een muis.’ Ze draaide haar oren alle kanten op, maar er was niets meer te horen. ‘Volgens mij kwam het uit de richting van de grote eik,’ sprak ze bij zichzelf en ze hupte ernaar toe. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ursula de uil haalde haar kop uit haar verenpak. Nog niet helemaal bij de les tuurde ze voor zich uit. Wat had haar uit haar slaap gehaald? Ursula was even nieuwsgierig als slim, daarom sloeg ze haar vleugels uit en vloog op onderzoek. Een paniekerig gepiep uit de verte, leidde haar op weg.

Egels Lode en Kobe keken elkaar aan en begrepen dat er een dier in nood was. Zo snel als hun kleine pootjes hen konden dragen, renden ze ernaar toe.

De dieren arriveerden tegelijkertijd bij de oude eik. Ursula streek neer op de laagste tak. Mia haas moest stevig afremmen. Lode en Kobe rolden het laatste stukje. En Paul de vos passeerde toevallig.

Onder de eik lag een koffer. Een koffer in een helderrood. Een koffer die dicht was. Een koffer waaraan een klein muisje hing te bengelen, met de punt van zijn staartje onder het deksel gekneld. En het schreeuwde moord en brand.

‘Wat hebben we hier?’ Gooide Ursula in de groep. Een muis bij tijd en wijlen vond ze niet te versmaden, maar haar maaltijd van de afgelopen nacht lag haar zwaar op de maag en dit beestje maakte teveel kabaal om haar eetlust aan te wakkeren. Daarom was ze in de eerste plaats geïnteresseerd in de koffer. Wat zou erin zitten? Welk geheim zou hij bevatten. Ursula ging niet weg voor dat raadsel onthuld was, dat stond als een paal boven water.

‘Ik ruik,’ antwoordde Paul met zijn neus vlak boven het deksel, ‘restjes kaas, een half opgegeten slaatje met wortels, twee eindjes stokbrood en… een stinkende muis.’

‘Van mij,’ piepte het muisje woedend. Zijn staartje kleurde er rood van. Verbaasd keken de dieren het beestje aan, toen barstten ze gezamenlijk in lachen uit. ‘Van jou?’ Gierde Ursula, ‘toe maar. Zonder ons blijf jij hier hangen tot het einde van je dagen.’ ‘Met jou hoeven we dus geen rekening te houden,’ verklaarde Mia tussen twee lachsalvo’s door, ‘de koffer is van mij, ik was hier als tweede.’ Met een ruk draaiden de overige dieren hun kop naar het hazenvrouwtje. Het gelach verstomde, de sfeer werd grimmig. ‘Is dat zo?’ siste Paul gemeen, ‘zonder mijn scherpe reukzin zou je niet eens weten wat erin zit.’ ‘Hoho,’ wacht eens even,’ deden ook de egels een duit in het zakje, ‘wij waren hier gelijk met jullie. Wij hebben dus evenveel recht op deze koffer.’ Alle dieren begonnen door elkaar te roepen, niemand luisterde nog naar een ander. ‘Wij moeten in winterrust en dan komt zo’n koffer goed van pas,’ argumenteerden Kobe en Lode. ‘Ik wil een nest en heb honger,’ overtuigde Paul. ‘Ik kan zo’n koffer gebruiken als uitkijkpost, het is voor mijn veiligheid. Bovendien ben ik de enige die wortels lust,’ redeneerde Mia. Ursula zei niets. Zij had geen koffer nodig. En het enige dat ze lekker vond, was de muis die eraan hing. Maar ze vond de discussie hoogst amusant en daarom bleef ze nog even.

Plots spitste Mia haas de oren: ‘Er komt een auto aan. Een kilometer verwijderd van de parking aan de ingang van het bos.’ ‘Dat zijn vast de mensen die hun vergeten koffer komen terughalen,’ begreep Paul. Even keken de dieren elkaar weifelend aan. Toen schoten ze in actie. Hun schat kwijtspelen aan mensen, daar kon geen sprake van zijn. Ze zouden later wel uitmaken wie de nieuwe eigenaar werd. Terwijl Mia de koffer met haar achterpoten omhoog duwde, kropen Kobe en Lode eronder. De egels rolden met hun hele lijf, de haas duwde met haar achterpoten, de vos trok met zijn tanden, de uil zocht een goede schuilplaats met haar scherpe blik. En het muisje piepte aanwijzingen. 

Met vereende krachten brachten de dieren de koffer in veiligheid. Pas een heel eind verder kwamen ze tot stilstand. Hijgend zegen ze neer op de grond. Moe maar voldaan. ‘Teamgenoten,’ sprak Ursula plechtig, ‘ik stel voor dat we deze schat delen. De wortels en de sla zijn voor Mia haas. Het brood voor Paul vos, de kaas voor dit grijze mormel en de koffer zelf voor Kobe en Lode egel.

De dieren klapten in hun pootjes, wat een mooie verdeling. Een laatste maal verenigden ze hun krachten en maakten de koffer open.

‘O,’ reageerde Paul als eerste. ‘Tja,’ slikten Kobe en Lode. ‘Sorry,’ verontschuldigde Mia. ‘Ik ga slapen,’ grinnikte Ursula. Het muisje wreef over het pijnlijke puntje van zijn staart, hij was te klein om over de rand te kunnen kijken.

In de koffer lagen zeven pasgeboren muisjes met hun moeder in een nestje van kapot geknabbelde servetjes. ‘Pardon,’ sprak moeder muis verlegen, ‘maar ik was hier als eerste.’ Daar was helemaal niets tegenin te brengen. Vertederd door de aanblik van dit wonder en na uitgebreide felicitaties, dropen de dieren een voor een af. Moeder muis had het voedsel en de schuilplaats nodig voor haar kroost, dat sprak voor zich.   

 

​

​

image.png
spinsels

Avonturen in B en NL.

fictie

Volledig aan het brein ontsproten.

reisflarden

Avonturen in het buitenland.

bottom of page