top of page

reisflarden

Ivan maakt het bont in Jamaica.

Het was een lange vlucht geweest. Na elf uur voelde ik eindelijk weer vaste grond onder mijn voeten.  Ik ademde de zwoele Jamaicaanse lucht in. Het was warm, heel warm en de luchtvochtigheid was hoog. Om me heen zag ik enkel donkere gezichten, de lading aankomende of vertrekkende toeristen buiten beschouwing gelaten. Rastakapsels alom, het ene al ingenieuzer dan het andere. Het taaltje dat werd gesproken was van een soort Engels dat ik nooit eerder had gehoord en toverde een glimlach op mijn gelaat.  
Mijn eerste nacht zou ik doorbrengen in een hotel in Kingston dat ik online had geboekt.
Geen zorgen bij aankomst, relaxed beginnen. Als ik de reisgidsen mocht geloven was dat de ingesteldheid van de Jamaicanen. Chill, man, take it easy.
Daarna zou ik wel zien waar ik zou belanden. Die avond bracht ik al reisroute-uitstippelend door, want ook dat was nog niet gebeurd. Ik besliste om vanuit Kingston de bus te nemen naar Port Antonio. Niet ver daarvandaan was ‘The Blue Lagoon’ gelegen, een plek die niet mocht ontbreken op mijn traject. Niet voor niets had ik de week voordien de gelijknamige film uit 1980 helemaal uitgekeken. Een flut verhaaltje maar de locatie waar men de film had opgenomen had mij de adem benomen en nog meer zin doen krijgen in dit tropisch avontuur.  Daarna stonden Ocho Rios, Montego Bay, Negril en Treasure Beach op het programma.
Het hotel in Kingston was heel basic. Een kleine kamer met enkel een bed en een aftandse kleerkast. Toiletten en douches waren gemeenschappelijk in de gang.  Ik kreeg waar voor mijn geld; weinig met andere woorden. Het deerde me niet. De kamer was netjes en dat was het belangrijkste. De maaltijd gebruikte ik in het hotel, de dame aan de receptie had mij gewaarschuwd dat ik beter niet in mijn eentje ’s avonds in Kingston kon ronddwalen. Er liepen heel wat ongure types rond in de stad. Ook dat maakte mij niet uit. Ik was moe en had nog drie weken de tijd om te exploreren. Mijn eerste maaltijd in Jamaica beviel me. Jerk chicken met rijst en bonen. Het smaakte naar meer. Daarna kroop ik onder de wol. Of beter gezegd het laken, want ook de nachten beloofden volop warmte.
Het minibusje, afgeladen vol, reed door de bergen naar Port Antonio, 100 kilometer verder. Het was een lange rit maar Ik genoot met volle teugen. De natuur was prachtig. Groen in alle mogelijke schakeringen dat zich aftekende tegen een helblauwe lucht. Palmbomen in alle maten en vormen. Een weg die dan naar boven en dan weer naar beneden kronkelde en na elke bocht een nieuwe verrassing in petto had. Ik keek mijn ogen uit.
Eenmaal uit de bus schalde de dancehall me tegemoet. Dancehall, dat voort was gevloeid uit ragga dat zijn oorsprong kende in reggae.  Het aanstekelijke ritme stond in schril contrast met de troosteloosheid van Port Antonio. Niet het aards paradijs dat ik had verwacht, maar ik besloot om me niet van mijn stuk te laten brengen.
Het guesthouse dat ik had uitgekozen  was gelegen in een achteraf straatje in een achteraf wijk. En de kamer die ik kreeg toegewezen, miste net als de vorige persoonlijkheid. Eenvoudig en wit, dat waren de belangrijkste kenmerken.
Ik nam een douche maar de strijd tegen het hittezweet was al bij voorbaat verloren. Ondanks de koude waterstraal baadde ik nog voor ik me volledig had afgedroogd opnieuw in het zweet.  
Daarna dook ik een taxi in op weg naar The Blue Lagoon. De taxichauffeur bleek vastbesloten om te rebelleren tegen de gangbare levensfilosofie. Van chillen was geen sprake. Hij scheurde over de smalle baan langs het water alsof hij met een racewagen reed. De vele  voetgangers en honden die langs de kant van de weg stapten, bij gebrek aan een voetpad, nauwelijks ontwijkend.
Onderweg passeerden we een gezellig uitziend pension. Maar nog voor ik het goed in me kon opnemen, waren we er alweer voorbij. Ik slaakte een zucht van opluchting toen ik de taxi kon verlaten. Voor mij strekte The Blue Lagoon zich uit. Verre van verlaten, maar desondanks net zo idyllisch als in de film. Azuurblauw water tegen een gifgroene achtergrond. 
Ik besloot dat ik mijn namiddag hier met gemak kon doorbrengen. Ik bestelde een drankje, deed mijn schoenen uit en plenste met mijn voeten in het heerlijk lauwe water. Vervolgens diepte ik een boek op uit mijn rugzak en liet me algauw meeslepen door het verhaal.  De uren kropen gestadig maar aangenaam voorbij. Vroeg in de avond nam ik een taxi terug naar Port Antonio. Ditmaal trof ik een chauffeur die het Caraîbische ritme wel alle eer aandeed, wat mij de kans gaf om een betere blik te werpen op het gastenverblijf langs de weg. Het zag er gemoedelijk uit, veel gezelliger dan het gebouw waarin ik nu de nacht zou doorbrengen. Ik deed de chauffeur stoppen en tien minuten later was het in kannen en kruiken. Morgen zou ik hier verblijven. In een knus ingerichte slaapkamer met privé badkamer.
‘Je hebt toch onderdak als de orkaan komt?’, vroeg de man aan de receptie de volgende ochtend bij het uitchecken. Ik keek hem niet begrijpend aan, maar besloot zijn woorden af te doen als Jamaicaanse humor. Ik beantwoordde zijn zogenaamde bezorgdheid met een glimlach en liet me voeren naar mijn nieuwe onderkomen. Na mijn intrek genomen te hebben in het pension aanschouwde ik met verbazing de werkzaamheden die aan de gang waren. Ramen werden dichtgetimmerd, planten in potten binnen gezet, evenals alle andere zaken die los stonden. Het Italiaanse meisje uit de aanpalende kamer kwam naast mij zitten op de trap. ‘Ze maken alles klaar voor Ivan.’ Toen ze merkte dat ik geen idee had waar ze het over had, lichtte ze verder toe dat men binnen drie dagen een orkaan verwachtte die de naam Ivan had gekregen. Men kon moeilijk inschatten hoe krachtig Ivan zou zijn, maar de bevolking bereidde zich voor op het ergste.  Ik slikte. Het was dus toch geen grap. Een zenuwsteek trok door mijn buik. Ik had geen idee wat ik me moest voorstellen bij een razende orkaan maar ik was opgelucht dat ik mijn verblijfplaats op de tweede verdieping op een heuvel ingeruild had voor dit lagere bouwsel. Die dag en de volgende werd alles verder in gereedheid gebracht. Iedereen sprak nog maar over één ding en dat was Ivan. De radio zond continu oproepen uit om een toevluchtsoord te zoeken, de regering waarschuwde de bevolking om de kustgebieden te verlaten. De winkels werden leeggekocht, daarna gesloten.
Boven de zee won Ivan aan kracht tot een storm van categorie 5, de zwaarste categorie, en raasde linea recta op het eiland af. De sfeer was gespannen. Het feit dat de Jamaicanen, die wel ervaring hadden met orkanen, evenzeer nerveus waren , vond Ik allerminst geruststellend.
Op het vaste land nam de wind toe in sterkte. Mens en dier die aan dit guesthouse verbonden waren, verzamelden zich in het stenen gedeelte. De elektriciteit viel uit en werd vervangen door kaarslicht. We zaten gezamenlijk aan de radio gekluisterd. Live vertelden mensen wat hun overkwam, aan de andere kant van het eiland, aan de andere kant van de Blue Mountains. Een vrouw vertelde dat haar man buiten vastzat onder een omgevallen boom, met twee gebroken benen. Een andere dame gaf aan dat ze met zijn allen onder de tafel schuilden. Tussendoor maande men de luisteraars aan tot kalmte. Tot ook de uitzendingen werden verstoord. Zachtjes werd er gepraat, regelmatig werd er gelachen. Maar we waren in bange afwachting. Buiten raasde de wind, de onheilspellende voorbode van Ivan die op weg was naar dit gedeelte van Jamaica. Het Italiaanse meisje en ik gingen even op een bed liggen in de aanpalende kamer. Onze eigen kamers waren niet langer toegankelijk. Niemand waagde zich nu nog buiten.
Ik werd gewekt door de eigenares die aan mijn arm schudde. Verdwaasd opende ik mijn ogen. ‘Is Ivan er al?’ vroeg ik met schorre stem. De eigenares legde uit dat het voorbij was. Er waren veel vernielingen, ook aan het guesthouse, maar we hadden geluk gehad. Ivan was op het laatste moment licht afgeweken waardoor Jamaica niet frontaal geraakt was. En de Blue Mountains hadden de wind afgezwakt. De kuststreek in het zuiden van het eiland had het veel harder te verduren gekregen. Ik knipperde met mijn ogen, opgelucht dat ik ongedeerd was.  
De drie weken Jamaica werden ingekort. Het eiland was doods. Mensen waren bezig met de heropbouw. Hotels stonden leeg. Ik had geluk dat er nog een laatste plekje vrij was op een vlucht een kleine week later.
Pas thuis kwam de weerslag. In Europa had men geen besef van wat een orkaan was. Net als ikzelf een maand eerder, kon men zich er niets bij voorstellen. Op het landelijk nieuws had de pr-verantwoordelijke van een touroperator geruststellend meegedeeld dat iedereen in veiligheid was. Tenminste, iedereen die bij zijn reisorganisatie had geboekt, maar dat werd er niet bij gezegd. Het was een afknapper om  vast te stellen dat daarom niemand, op mijn levenspartner na, zich zorgen over me had gemaakt. Terwijl dit toch een levensbedreigende situatie was geweest.
Maar wat mij nog meer stoorde was dat ik mijn kans op een sterk verhaal had verknoeid. Daarom trad ik niet teveel in detail als ik over mijn Caraïbische avonturen vertelde. Want dan zou ik moeten prijsgeven dat ik doorheen een orkaan, die aan veertien mensen het leven had gekost, huizen had meegesleept in modderstromen en natuur had verwoest, had geslapen.  Hoe lam is dat…..

spinsels

Avonturen in binnenland (België

en Nederland) in blogvorm.

fictie

Volledig aan het brein ontsproten, pure fantasie.

reisflarden

Avonturen in het buitenland, die ik even kwijt wilde.

bottom of page