top of page

wie?

reisflarden

MUZUNGU IN OEGANDA

maandag 9 december 2002

 

Een nacht lijkt eindeloos als je de slaap niet kan vatten. Hoewel ik behoorlijk uitkeek naar het Oegandese avontuur en al wekenlang de dagen aftelde, won mijn nervositeit het deze laatste nacht thuis van mijn enthousiasme. Eindelijk werd het 5 uur en vulde muziek afkomstig van de radiowekker de kamer. Tijd voor actie!

Een paar uur later nestelen Els, Magda en ik ons onder het genot van een glaasje bubbels behaaglijk in de ruime, leren zetels van business class. Bij het inchecken bleken alle drie onze tickets ge-upgrade te zijn. Van een super aangename verrassing gesproken. Het heeft toch zo zijn voordelen om de juiste mensen te kennen. De 8 uur durende vliegreis verloopt in een wolk van verwennerijen en rust. Hier zou ik aan kunnen wennen. Voor we er erg in hebben, komen we aan in het land van bestemming. Ook op de luchthaven in Entebbe worden we onthaald als VIPS. Terwijl we wachten wordt alles voor ons geregeld. Buiten snuif ik de warme lucht in. Dit is onmiskenbaar Afrika. Ik voel me intens gelukkig. Een ogenblik later al kunnen we instappen in de klaarstaande auto die ons naar Kampala zal brengen. Even wordt het spannend. Zullen alle zes de verhuisdozen, elk afgeladen vol met schriften, balpennen, zeep, kinderkleding en t-shirts, in de auto passen, samen met onze eigen bagage? Het wordt proppen maar het lukt. Juist gepast.

In de hoofstad Kampala aangekomen, rijden we door naar het huis van Jef Duyck en Dirk, beiden Belg van geboorte maar nu residents. We wisselen de laatste nieuwtjes uit onder het genot van een plaatselijk pilsje 'Bel' (wat lang niet slecht smaakt) en dan word ik naar mijn hotel, een goeie 500 meter verderop, gebracht. Ik krijg een superruime kamer toegewezen met kamerbrede vensters. En mijn bed heeft met het muskietennet veel weg van een hemelbed. Ik vind het een prinsessenkamer en bedenk dat het wat mij betreft al niet meer stuk kan. Helaas is die optimistische gedachte buiten mijn ingewanden gerekend die er anders over beslissen. Om 4 uur 's morgens ben ik klaarwakker door hevige buikkrampen. De volgende 4 uur breng ik al brakend en rennend naar de wc door. Ik voel me plots een erg zielig en ziek prinsesje...

 

dinsdag 10 december 2002

 

Mijn eerste dag in Oeganda breng ik ernstig gefrustreerd door. Hoewel de ergste ellende achter de rug lijkt te zijn, blijf ik me de hele dag zwak en ziek voelen. Vanuit mijn kamerbreed venster zie ik hoe Kampala onder mij prachtig ligt te wezen onder een blakende zon. Adembenemend maar o zo onbereikbaar. Ik heb zelfs de fut niet om vanaf mijn balkon van het uitzicht te genieten. Enkel mijn prinsessenbed kan mij op dit moment echt bekoren en ik breng er dan ook zoveel mogelijk tijd in door. Helaas worden daarmee wel onze plannen danig in de war gestuurd. Kunnen we morgen nu wel of niet naar Gulu vertrekken? Om het zekere voor het onzekere te nemen, stuurt Els me 's avonds toch maar naar een dokter. Ik vind het een goed plan, het is me ondertussen duidelijk geworden dat mijn darmproblemen zich niet vanzelf zullen oplossen en ik weet uit een soortgelijke ervaring dat ik met een antibioticakuurtje in no time weer op de been zal zijn. Naar de dokter dus. Dat impliceert wel dat ik het etentje annex de kennismaking misloop met Nobel Mayombo, chef van de veiligheid hier in Oeganda, met wie Els en Magda hoog oplopen. Het spijt mij oprecht maar mijn darmen laten er geen twijfel over bestaan, ik heb andere prioriteiten.

In het ziekenhuis wacht ik geduldig met de chauffeur die voor me is geregeld, mijn beurt af. We komen op het perfecte ogenblik aan, want hoewel er na mij nog een aantal patiënten arriveren ben ik al na tien minuten aan de beurt. We worden naar een klein kamertje geleid waar een grote, zwarte meneer achter een bureautje zit te wachten. Buiten het bureau en de stoelen waarop we plaats nemen, is er in de kleine ruimte niets: geen computer, geen dossierkast, geen papieren, niets. En ik heb de indruk dat ook de grote, zwarte meneer, die de dokter blijkt te zijn, voor mijn komst eigenlijk ook niets om handen had. Hij stelt me een aantal vragen en dan moet ik naar een onderzoeksruimte waar iemand mijn bloed zal afnemen en onderzoeken. Even slaat de schrik mij om het hart maar ik spreek mezelf onmiddellijk berispend toe. Iemand die beroepshalve verschillende projecten heeft uitgewerkt rond het thema vooroordelen zou beter moeten weten. Deze mensen zijn gekwalificeerd en weten echt wel wat ze doen. Foei, Renate!

Alles loopt gesmeerd tot de verpleger het nu met mijn bloed gevulde spuitje uit mijn ader wil trekken. Terwijl de naald in mijn arm blijft zitten, schiet het reservoir los en spat mijn bloed in het rond. Ik voel me langzaam groen worden…

Korte tijd later word ik weer naar de dokter gebracht, die zich nu in een ander klein kamertje heeft gezet. Naar verwachting meldt hij me dat een vervelende bacterie zich in mijn darmen heeft genesteld en we die met antibiotica zullen bestrijden. Rest de vraag waar ik die bacterie in godsnaam heb opgedaan.

Na een lange rit terug naar het hotel, laat ik me uitgeput in de kussens van mijn prinsessenbed zakken, in de heerlijke wetenschap dat morgen alles anders zal zijn.

 

woensdag 11 december 2002

 

Een nieuwe dag en een nieuwe, aanzienlijk gezondere Renate. Ik vind het leven weer fantastisch en popel van ongeduld om Oeganda eindelijk te ontdekken. Vol enthousiasme bel ik naar Els om het goede nieuws te melden. Aan de andere kant van de lijn hoor ik een benepen stemmetje antwoorden: "Ja, maar nu ben ik ziek." Ik word even stil. De goden zijn ons blijkbaar niet wel gezind. Of is dit een voorteken? Wil dit zeggen dat een hogere macht ons probeert te beletten om naar Gulu te vertrekken?

Wat er ook van aan is, het wordt allesbehalve een verloren dag. Met ons gedrieën (de zieken incluis) nemen we de vier dikke mappen door met de fiches van alle kinderen die reeds in het programma zitten en verzenden een aantal noodzakelijke e-mails. Ik begin langzaamaan de omvang van dit sponsoringprogramma te bevatten. Er komt heel wat meer bij kijken dan enkel het zoeken van sponsors en het interviewen van voormalig kindsoldaten. De fiches moeten in orde zijn, moeten vertaald worden naar het Nederlands, de juiste foto moet bij de juiste fiche gevoegd worden, er moet gezorgd worden dat iedereen een sponsor toegewezen krijgt, dat het schoolgeld op tijd betaald wordt, de opvolging van de opleidingen en noem maar op. Ik ben blij dat ik me nuttig kan maken.

 

donderdag 12 december 2002

 

Het is zover: Gulu here we come! Niets dat ons nu nog van ons voornemen kan afbrengen. De militaire escorte staat te wachten, de chauffeur is er klaar voor, de mamba (gepantserd voertuig) is besteld en we verkeren alle drie in acceptabele gezondheid.

Ik kleed me weloverwogen aan. De espadrilles die ik in eerste instantie aan mijn voeten wil doen, stop ik weer in mijn rugzak. Baskets zijn beter, makkelijker om zo nodig mee weg te spurten. Geel shirtje? Nee, valt teveel op in de bush. Flesje water in mijn handbagage en een Immodiumpje Instant binnen handbereik. Tenslotte is het allerlaatste wat ik wil door de rebellen verrast worden met mijn broek op mijn knieën. Liever sterven met een minimum aan waardigheid.  En dan, met enige vertraging, kunnen we vertrekken.

Lutaaya is onze chauffeur en een stuk of zes soldaatjes volgen ons in een pick-up. Op naar Karuma bridge. Het wordt een mooie rit. Ik kan maar tot één conclusie komen en dat is dat ik Oeganda prachtig vind. Ik had al eerder van de schoonheid van het Oost-Afrikaanse landschap mogen proeven in Ethiopië, maar blijkbaar was de intensiteit me in de loop der jaren toch ontglipt. Het valt met geen pen te beschrijven.

Vier uur later komen we aan op de militaire basis aan Karuma bridge en er wacht ons gelijk een koude douche. Ja, wij werden verwacht en ja, er was een mamba. Maar nee, die is er nu niet meer. Die is een half uur geleden vertrokken naar Gulu met een groepje blanken, zoals voorzien. Het onvoorstelbare toeval wil dat net voor ons een ander groepje blanken uit het niets is komen opduiken. En aangezien men wazungu verwachtte (zonder te weten wie, tenslotte loopt het hier niet bepaald storm met blanken die de grote oversteek willen wagen) heeft men die in de mamba gezet en naar Gulu gestuurd. In onze mamba dus.

Ik word mij een nerveuze tinteling in mijn buikstreek gewaar. Dit kan niets anders zijn dan een omen. Eerst ik ziek, dan Els en nu onze mamba foetsie. En is niet dinsdag nog op deze zelfde weg een auto overvallen waarbij twee soldaten om het leven kwamen? Ik verbijt mijn angst. Terwijl we wachten op de terugkeer van de mamba gaan we iets drinken met onze militaire begeleiders. En zo tikt de tijd langzaam voorbij en wordt het later en later.

Op de militaire basis verzekert de majoor ons dat de mamba elk moment terug kan zijn, er geen enkel probleem is en we zeker vandaag nog naar Gulu zullen kunnen vertrekken. Alsof ik nog naar Gulu wil vertrekken, bedenk ik me, terwijl de majoor ons meeneemt op een sight seeing tour naar de woeste Nijl. Mijn allereerste paniekaanval maakt zich van mij meester. Alles in mij schreeuwt om de oversteek vandaag niet meer te maken. Ik wil het niet, ik kan het niet, ik doe het niet. Maar alleen Magda lijkt mijn mening te delen en we berusten in ons lot. Stilletjes hoop ik dat de mamba niet meer zal komen opdagen voor donker. De tijd tikt gestadig verder. Onder het genot van een boterham met kaas die we nuttigen tussen de hutten van de basis zien we een helikopter arriveren uit Gulu. En we zien diezelfde helikopter ook weer opstijgen, terug naar Gulu, zonder ons. Ook zien we een eerste mamba het terrein op rijden, die we eveneens niet nemen. We blijven wachten en stilletjes aan wordt het donker. We beginnen nu alle drie ongedurig te worden, tenslotte is er ondertussen al vijf uur verstreken. We hadden al terug in Kampala kunnen zijn!

Maar dan is het eindelijk zo ver. Opeens kunnen we niet snel genoeg in een tweede mamba die arriveert, plaats nemen. De pick-up met de soldaten vertrekt, gevolgd door Lutaaya in de auto, gevolgd door ons in onze mamba. Een konvooi dat alles samen bestaat uit 15 soldaten, alstublieft. Mijn eerdere paniek heeft al een tijdje plaats gemaakt voor gelatenheid. Wat verandert in oprecht verdriet als ik op onze tocht uit het raam kijk en in het duister de mensen ontwaar die dag in dag uit in deze hel moeten leven, zonder bescherming. Wie ben ik, veilig geborgen in mijn gepantserde wagen, om bang te zijn. Welk recht op angst heb ik? Mij zal niets overkomen. Deze mensen daarentegen hebben alle recht ter wereld om te panikeren. Zij moeten elke nacht bang afwachten of zij een nieuwe dag zullen mogen meemaken. Terwijl ook die nieuwe dag geen garantie biedt op veiligheid. Mijn hart gaat uit naar deze mensen. Het kost moeite om mijn tranen te verbijten. Mijn gemoed schiet ook nog eens vol als ik denk aan de 15 jonge soldaten die hun leven op dit moment riskeren, enkel en alleen om ons van een veilige doortocht te verzekeren. Mochten we in een ambush terechtkomen dan zijn zij de eerste slachtoffers. Voor het eerst in mijn leven voel ik respect voor het leger. Zonder leger zou het hier volslagen anarchie zijn. Iemand moet de zotten van deze wereld een halt toeroepen. En in het geval van Kony lijkt geweld enkel met geweld beantwoord te kunnen worden. Het lijkt zo onwerkelijk, ver weg in België: een man die massaal kinderen ontvoerd en ze dan met geweld dwingt om als kindsoldaat beestachtigheden te begaan. Hier in de mamba wordt deze gedachte plots bikkelharde, tastbare realiteit.

Onderweg valt me op hoe de mensen samentroepen, zelden zie je iemand alleen lopen. Veel huizen en hutten die we passeren, zijn verlaten. Af en toe zie je in sommigen door de kieren kleine lichtjes schijnen. Hoe dichter we bij Gulu komen, hoe meer militairen langs de weg patrouilleren, met drie, vier of vijf samen. Hoe groot is hun overlevingskans tegenover een troep meedogenloze rebellen? Dichter in de buurt van Gulu neemt ook de beweging van de bevolking toe. Hele horden mensen reppen zich naar de stad, in de hoop daar een veilig onderkomen voor de nacht te vinden.

En dan zit de tocht naar Gulu erop, we komen veilig en wel aan in Acholi Inn, onze verblijfplaats de komende dagen. We kloppen elkaar opgelucht op de schouders en klinken met onze drankjes. We made it! Magda en ik weten met onze vreugde geen blijf. We lachen om onze lugubere gedachten tijdens de rit. Blijkt dat we beiden, los van elkaar, fantaseerden over hoe het UPDF de volgende morgen onze lege mamba zou terugvinden en aan de hand van onze digitale camera's onze laatste uren in leven zou kunnen reconstrueren. Els vindt het allemaal supergrappig. Wij lachen mee maar toch niet geheel van harte. Tenslotte moeten we ook nog terug.

 

vrijdag, 13 december 2002

 

De nacht breng ik grotendeel slapeloos door. Ik ben opgelucht als de ochtend eindelijk aanbreekt. In het World Vision-opvancentrum worden we opgewacht door zo'n 80 à 90 jongeren. Sommigen met zichtbare littekens, anderen met nog niet geheelde wonden, allemaal met getekende gezichten. De meesten onder hen zitten nog niet in het programma maar stuk voor stuk hopen ze daar verandering in te brengen. Vol verwachting luisteren ze naar de uitleg die Els hen verschaft. Daarna gaan zij die al in het programma zitten mee met Magda. Zij krijgen de opdracht om een paar woorden op papier te zetten voor hun sponsor. Een opdracht die ze met veel enthousiasme vervullen. De 'nieuwen' gaan mee met Els en mij en vangen een wachttijd aan die nog dagenlang zal duren. Het eerste interview volg ik mee met Els, ondertussen ijverig notities nemend. Na dit gesprek heb ik het gevoel dat ik het verder wel alleen af kan met de hulp van een vertaler. En begin ik me, aanvankelijk langzaam, maar algauw steeds vlotter, van mijn taak te kwijten. De verhalen die deze jonge mensen, vaak nog kinderen, me vertellen zijn zonder uitzondering boeiend maar allemaal doorspekt met gruwelijke gebeurtenissen. Onvoorstelbaar wat deze kinderen allemaal hebben moeten doorstaan. Ze hebben mensen moeten mishandelen en vermoorden, moeten stelen en plunderen, ze hebben honger geleden, pijn geleden, zijn beschoten geweest, ... Alles waar een kind bespaard van zou moeten blijven.

Op de één of ander macabere manier doe ik dit werk enorm graag en diep vanbinnen vraag ik me af of ik me daar geen zorgen over dien te maken.

Het is 14 uur voor ik er erg in heb en ik word onderbroken door Els die telefonisch vraagt waar Magda en ik blijven voor de lunch. Heel even vind ik lunch met al die kinderen die hier zitten te wachten, een enorm tijdverlies. Maar Els maakt me duidelijk dat ik op deze manier heel snel opgebrand zal raken. Dus pakken Magda en ik ons boeltje bij elkaar, maar niet zonder de belofte dat we gauw weer terug zullen komen. Plots voel ik me toch wel moe en ben ik blij met de break.

Tijdens de lunch ontmoeten we Dr. Oliet en Angelina. Ik vind haar een charismatische vrouw, die onmiddellijk respect afdwingt. Charlotte, haar ene dochter zit 4 jaar na haar ontvoering nog steeds in de bush bij de rebellen. Volgens de laatste berichten is ze nog in leven en moeder van twee kinderen en op dit moment zou ze zich in Oeganda bevinden. Alsof dat nog niet genoeg is, blijkt haar andere dochter te lijden aan een geheimzinnige ziekte die haar zonder de juiste medicatie langzaam verlamt. Angelina draagt haar verdriet ingetogen en met waardigheid. Ze vertelt haar verhaal sec, zonder zich ook maar één keer te beklagen over haar lot. Na de lunch vertrekken Magda en ik weer fris en monter naar World Vision. Els, Angelina en Dr. Oliet gaan verder met hun titanenwerk; het uitschrijven van een opvangproject voor ontsnapte kindsoldaten in Lira. En zo komt onze eerste dag in Gulu tot zijn einde. Als afsluiter worden we vergast op een fikse regenbui. En terwijl onze soldaatjes (hopelijk) blijven waken, kruipen wij met een gerust gemoed in bed. Het was een vruchtbare dag.

 

zaterdag 14 december 2002

 

Deze volgende dag loopt een beetje volgens hetzelfde stramien. In World Vision staan de kinderen al geduldig te wachten om geïnterviewd te worden. Hun gezichten klaren telkens op als ik hen vertel dat ze in het programma opgenomen zullen worden. Het betekent voor hen een nieuwe toekomst, een nieuwe slaagkans in het leven. Het betekent alles.

Er begint steeds meer routine in mijn vragen te komen. Hoeveel burgers heb je moeten mishandelen en doden? Hoe moest je ze vermoorden: doodschieten, doodslaan of in stukken hakken? En even later: heb je ooit andere ontvoerde kinderen moeten straffen? Waarmee moest je dat dan doen; met stokken of met een panga (groot hakmes)? Het woordje 'force' vormt steevast het kernwoord in de vraagstelling. Deze kinderen werden gedwongen om deze verschrikkelijke dingen te doen. Zij werden geïntimideerd, gemarteld, kortom murw geslagen en waren talloze malen getuigen van waartoe ongehoorzaamheid leidt: naar een gruwelijke, gewisse dood. De kinderen verhalen hoe hun ruggen met panga's werden bewerkt als onderdeel van hun militaire training. Zij vertellen hoe ze getuigen waren van de brute moord op lotgenoten die het hadden aangedurfd een ontsnappingspoging te wagen en mislukten, hoe kinderen die niet meer konden lopen werden mishandeld. En hoe ze werden gedwongen om zelf deel te nemen aan die mishandelingen. Later zal blijken dat ongeveer 80% van de kinderen die ik interview wel ergens in zijn lichaam een kogelwond heeft opgelopen. Kinderen met kogelwonden, ik vind het nog steeds even surreëel. Zonder uitzondering hopen ze een normaal bestaan op te kunnen bouwen en de gruwelen uit het verleden achter zich te laten. Naar school gaan en een opleiding volgen is hun grootste wens.

Die avond kraken we een flesje wijn en voorzichtig drink ik een glaasje mee. Aan bier waag ik me niet meer maar de paar flessen wijn die we uit België hebben meegenomen (omdat wijn hier waanzinnig duur is) ga ik niet volledig aan mijn neus voorbij laten gaan, antibioticakuur of geen antibioticakuur. En terwijl het regent dat het klettert verbroederen we onder het afdak met luitenant-kolonel Charles en zijn broer. Ze vertellen ons allerlei interessante wetenswaardigheden over Oeganda en zijn bevolking. Of het allemaal klopt zullen we wel nooit achterhalen, maar het belangrijkste vind ik dat Charles ons verzekert dat de rebellen zich ondertussen hebben teruggetrokken uit Gulu en nu richting Kitgum, verder naar het noorden, oprukken. En dat is erg geruststellend nieuws. Niet in het minst voor Magda, die morgen helaas weer terug naar Kampala en naar huis vertrekt.

 

zondag 15 december 2002

 

Het afscheid met Magda is nakend. Het is nu wachten op de mamba met militaire begeleiding die haar zal terug brengen. De Afrikaanse wachttijden indachtig ga ik toch maar naar World Vision om de interviews verder te zetten. Helaas loopt het ook in World Vision niet zoals ik had gepland. Dennis, mijn vertaler, is er nog niet en zonder hem kan ik niet beginnen. Om de tijd alsnog nuttig door te brengen vraag ik één van de jongens om mij een rondleiding te geven. Om 10u15 kunnen we van start gaan tot ik het sein krijg van Magda. Het is zover. Ondanks onze pogingen gisterenavond om haar te overhalen haar ticket te verlengen, gaat Magda ons verlaten. Nu ik weet dat de rebellen ergens anders onrust zaaien ben ik er redelijk gerust in. De twee gepantserde voertuigen en het handjevol soldaten versterken dat gevoel nog meer. Maar toch druk ik haar op het hart om ons te bellen zodra ze veilig in Kampala is.

Na Magda's vertrek blijf ik nog een tijdje bij Lutaaya en Joseph hangen, twee van de drie overgebleven lijfwachten. Joseph vorder ik bij deze gelegenheid meteen op als mijn persoonlijke bodyguard. Ik vind het wel iets hebben zo'n jonge, frisse verschijning die bereid is om mij met zijn leven te beschermen.

Die namiddag volgen nog vier zware gesprekken in World Vision. Charles vertelt hoe hij door een commandant met een bajonet in het hoofd werd gestoken. Het litteken is nog steeds duidelijk zichtbaar. Justin had geen andere keuze dan zijn eigen urine te drinken, anders zou hij in Soedan van dorst zijn omgekomen. Jimmy moest zijn eigen broertje mishandelen met een panga en Patrick heeft nog steeds last van de bomsplinter die hij in zijn ruggengraat kreeg tijdens een gevecht.

Ik vind dat ik na vandaag wel een verzetje verdien en vraag Lutaaya en Joseph hoe het eigenlijk zit met de uitgaansmogelijkheden in Gulu. Dat is duidelijk maar een woord en we spreken af om 21u.

Ook Els is moe maar voldaan. Het is me een raadsel hoe ze het in zo'n relatief korte tijd voor elkaar heeft gekregen maar het dossier is met begroting en al volledig af. Nu duimen dat het wordt goedgekeurd. Dit opvangcentrum is zo nodig!!

Vier van de zes dozen materiaal gaan mee naar Lira met Angelina, die als ondervoorzitster van de oudervereniging de geknipte persoon is om de spullen op de juiste manier te verspreiden. De tien gloednieuwe voetballen die we mee hadden, worden verdeeld over de drie opvangcentra. Een vijfde doos met tekenmateriaal, schriften en balpennen zijn bestemd voor een lagere school. En de laatste doos, boordevol met t-shirts, krijgt een heel bijzondere bestemming.

Terwijl we onszelf trakteren op een glaasje witte wijn, komt een man in militair uniform bij ons zitten. We kijken elkaar verbaasd aan maar als Els voorzichtig informeert of hij deel uitmaakt van onze entourage blijkt het om niemand minder dan legerwoordvoerder Paddy Ankunda te gaan. Els en hij hebben elkaar al verschillende malen gesproken over de telefoon maar elkaar nog nooit ontmoet. En hoewel zijn gedrag aanvankelijk een beetje vreemd overkomt wordt dat helemaal duidelijk als hij later zal opbiechten dat hij zich Els had voorgesteld als een soort van tante nonneke; goed in het vlees, grijs, met grote bril en stevige stapschoenen. Hij was het eerste moment dan ook sprakeloos. Na een half uurtje laat ik hen alleen, Lutaaya en Joseph zitten immers al een tijdje te wachten. We spreken af om elkaar allemaal later op de avond opnieuw te treffen in Gulu centrum.

De disco wordt een hele belevenis. In niets beantwoordt het aan de normen van een disco in België. Het is niet meer dan een duistere ruimte met twee bars, een paar tafels aan de ene kant en een discobar aan de andere kant. Verder fungeert de hele tussenruimte als dansvloer. De ruimte vult zich met vrolijke, Afrikaanse klanken en het is onmogelijk om niet aangestoken te worden door de heupwiegende massa. Ik vind het allemaal fantastisch. Ondanks alle ellende, gruwel en verdriet die deze mensen moeten ondergaan, slagen ze er toch in om zich te amuseren, om te lachen. Mij krijgen ze hier in elk geval de eerste uren niet meer weg. En in de vroege uurtjes gaan de Afrikanen uit hun dak van de muzungu op haar basketters en de muzungu zelf ook. Gelukkig houden Lutaaya en Joseph alles en vooral mij, goed in het oog. Te opdringerige danspartners worden steeds met niet mis te verstane bewoordingen weggejaagd.

 

maandag 16 december 2002

 

Ondanks het late uur en de nachtelijke lichaamsbeweging slaag ik er wederom niet in om de resterende paar uurtjes te slapen. Om 7u30 ben ik dan ook weer uit de veren. Maar we doen het deze ochtend op zijn Afrikaans, met andere woorden: rustig aan. Het is 10 uur als ik aankom in World Vision maar toch kan ik pas om 11u30 met de interviews beginnen. Het blijkt vandaag immers een heel georganiseer, uiteindelijk beslissen we om gewoon buiten in de schaduw op een bankje te werken. Ik slaag er toch nog in om een paar interviews te doen vooraleer ik om 12u30 weer word opgehaald. Ik vertrek met spijt in het hart, zeker als ik kijk naar al die hoopvolle gezichten die ik achterlaat, maar ik besef nu ook ten volle het belang van mijn eigen gezondheid. Ik voel hoe het slaaptekort van de afgelopen week, in combinatie met de buikproblemen die ik nog steeds heb, weegt. Daar bovenop komt nog eens dat ik niet voldoende noch gezond eet. Met deze hoge temperaturen heb ik al weinig eetlust van mezelf maar het voedsel dat ze ons hier dagelijks voorschotelen is wel erg karig. Elke dag friet met kip, maar dan wel kippetjes die zelf ook honger leden tijdens hun korte bestaan. Maar deze middag is het feest. Els maakt haar befaamde avocadopapje. Heerlijk. De tijd vliegt weer om. Als ik niet beter wist zou ik denken dat de tijd hier dubbel zo snel gaat als in België.

Om 17u komt Els me ophalen in World Vision. We besluiten ermee te stoppen voor vandaag. Morgen zullen we de interviews in World Vision samen afwerken. Wel zullen we nog een blitzbezoek brengen aan Gusco (ik ben me ervan bewust dat ik hier buiten het hotel, World Vision en de disco nog niets heb gezien) en daarna staan nog een aantal afspraken op het programma. Achtereenvolgens verschijnen Father Carlos, een Canadese journaliste in spe en Paddy op het appèl. Het is mij trouwens al eerder opgevallen dat iedereen Els kent en Els op haar beurt iedereen. En ook hoeveel respect de mensen hebben voor haar werk hier in Oeganda. En dan krijg ik eindelijk de kans om kennis te maken met Nobel Mayombo. Ik ben meteen verkocht. Els heeft in niets overdreven. Nobel blijkt een zeer beminnelijke persoonlijkheid te zijn met het uiterlijk van een kwajongen en beschikkend over een heerlijke dosis humor. We maken het niet te laat want morgen wordt een zware dag, ik zal mijn rust meer dan ooit kunnen gebruiken.

 

dinsdag 17 december 2002

 

Opnieuw tegenslag. Ditmaal heeft Els te lijden onder buikkrampen. Het lijkt wel of één of andere hogere macht niet wil dat de kinderen in World Vision geïnterviewd raken. Een gebrek aan voldoende sponsors dat is nog te begrijpen, maar een gebrek aan een voldoende aantal geïnterviewde kinderen dat zou te gek zijn om los te lopen. Ik besluit dan ook om vandaag alles te geven. Lattodwong, de vertaler van vandaag, denkt er net hetzelfde over. We blijken algauw een superdynamisch duo te vormen en de gesprekken volgen elkaar in snel tempo op. Op het einde van de dag hebben we niet minder dan 15 kinderen geïnterviewd. Ik smeek hem dan ook om morgen weer present te zijn want aan dit tempo lukt het ons vast wel om al degenen die nog wachten te interviewen. En dat voelt verdomd goed.

Els daarentegen voelt zich heel wat minder kits. Een korte opname in het ziekenhuis was in de loop van de dag noodzakelijk gebleken. Maar ze wordt er wel omringd met goede zorgen. Het wekt bij ons de indruk dat ze hier zo ongeveer de enige patiënt moet zijn. Iedereen staat klaar om bij de minste kik in actie te schieten. Maar bij de dokter hebben we allebei onze twijfels want die maakt een wel bijzonder onhandige indruk. Als hij grapt dat hij van Zuid-Afrikaanse afkomst is en zijn studies nooit heeft afgemaakt, zijn we direct bereid hem op zijn woord te geloven. En dat de helft van de vloeistof uit de baxter op de grond druppelt laten we ook maar zo. Rond 21u wordt Els ontslagen, maar niet zonder eerst een heel arsenaal medicijnen overhandigd te krijgen. De ziekenhuiskosten vallen naar onze normen enorm mee, maar voor een doorsnee Oegandees zouden ze onbetaalbaar zijn. Wat meteen ook de rust in het ziekenhuis verklaart.

 

woensdag 18 december 2002

 

Niet minder dan 79 kinderen zijn er de afgelopen nacht in geslaagd om te ontsnappen tijdens een militaire operatie. We besluiten ze eerst en vooral te bezoeken in de Child Protection Unit waar ze verblijven. De groep kinderen die we er aantreffen is meelijwekkend. 79 kinderen, gehuld in vuile vodden die in repen van hun lijf hangen, zonder schoenen, door en door vervuild. Vooral hun ogen zijn beklijvend. Ze getuigen van een doffe ellende en wanhoop. Op hun verzoek nemen we voorlopig nog geen foto's, ze zijn zich al te goed bewust van hun groezelige voorkomen en schamen zich ervoor. Eerst delen we de t-shirts (de zesde doos) uit die we hebben meegebracht. De kinderen nemen ze gretig van ons aan en trekken ze meteen over hun hoofd. De groep die een half uurtje later voor ons zit, biedt een heel andere aanblik. De t-shirts hebben een metamorfose teweeggebracht. Maar hun ogen en hun gegeselde, gezwollen voeten verraden hen.

Even later merkt Els drie jongens op die een eindje verderop in de zon op het gras liggen, hun voeten in vuile zwachtels gedraaid. Twee van de drie maken een dermate verkommerde indruk dat Els ter plekke besluit ze naar het militair hospitaal te brengen.  Hoewel er geen jammerklacht over hun lippen komt, zien we met onze eigen ogen dat de voeten van deze jongens niet meer dan rottende klompen vlees zijn die dringend medische verzorging nodig hebben. Als ze al te redden zijn.

De jongens worden bij Lutaaya en Els in de auto geladen en ik kruip bij één van de medewerkers achterop de motor. Onderweg doet Els teken om te stoppen. Ze vraagt om van plaats te wisselen omdat ze moet overgeven van de lucht. Ik begrijp het niet helemaal en bedenk in mijn naïviteit dat het in open lucht op de motor alleen maar erger kan zijn. Met een hoofd vol vraagtekens stap ik naast Lutaaya in de auto. We zijn nog niet vertrokken of het wordt me allemaal duidelijk. Zo ruikt dus rottend vlees. Dit is dus de befaamde lijkengeur die je volgens ingewijden dagenlang niet meer uit je neus krijgt. Nu is het mijn beurt om met mijn hoofd, kokhalzend, zo ver mogelijk uit het venster te hangen. De rest van de rit probeer ik mij te focussen op het groen van de bomen die we voorbij rijden, op het gewicht van de mand die die vrouw op haar hoofd draagt. Op alles, zolang het maar mijn aandacht kan afleiden van die vreselijke geur. Als ik na de eindeloos lijkende rit eindelijk kan uitstappen weet ik niet wat eerst te doen: een zucht slaken van verlichting of frisse lucht in mijn longen zuigen. De jongens dragen hun pijn dapper in stilte. Als de tweede op een draagberrie wordt gelegd, zie ik hoe zijn gezicht vertrekt in een van pijn verwrongen grimas, maar nog geeft hij geen kik.

We gaan nog even terug naar CPU om te checken of de verpleegster daar ondertussen aanwezig is. Ze blijkt handen tekort te komen. Toch neemt ze even een moment om ons te wijzen op de ruggen van een paar jongens. Het is geen aangenaam zicht. De rug van één van hen is tot op het bot ontveld, een andere vertoont de overduidelijke striemen van slagen die hem een week geleden zijn toegebracht, nog een andere heeft een grote, met etter gevulde wonde op zijn onderrug. Welke mens is zo slecht dat hij dit kinderen aandoet? Is zo iemand überhaupt nog menselijk?

In World Vision gaan we niet weg tot de laatst overgeblevenen aan de beurt zijn geweest. En dan zijn we plots klaar! Een heerlijke gewaarwording, maar toch krijg ik even een dipje. Het slaapgebrek begint nu echt wel zijn onmiskenbare sporen na te laten. Terwijl Els begint te interviewen in Gusco (want ook daar zit een grote groep kinderen op onze komst te wachten) ga ik (en het is een welkome afleiding) met Lutaaya nog wat extra tweedehands t-shirts kopen in Gulu centrum. Tegen 16u zal ik eveneens afzakken naar Gusco, wat betekent dat ik tussendoor snel een half uurtje platte rust kan nemen. Ik sukkel prompt in slaap, maar gelukkig wekt mijn biologische klok mij stipt om 16u. Klaar om in Gusco aan de slag te gaan.

Ik interview hoofdzakelijk jonge moeders die met één of meer kinderen uit de bush zijn teruggekeerd na een gedwongen verblijf van vele jaren. Meisjes worden steevast vanaf een jaar of 13 als vrouw gegeven aan mannelijke rebellen. Zij moeten zorgen voor een nieuwe generatie kinderlijke vechtmachines. Naast alle 'gewone' trauma's krijgen deze meisjes dus vaak ook nog eens de zorg voor een kind, verwekt door hun verkrachter, erbij. En het zijn deze bengeltjes die nu een plaatsje -en een sponsor- krijgen in het programma. Als het begint te schemeren, trekken we nog een allerlaatste maal naar CPU om de extra aangeschafte t-shirts af te leveren. Goed nieuws: er blijken opnieuw ontsnapte kinderen bijgekomen te zijn. We zullen morgen dus nog een keer langs de tweedehandsmarkt moeten passeren.

Genoeg van de kippenbotjes trakteren we onszelf op een maaltijd buitenshuis. En we houden meteen ook onze bodyguards vrij, dat hebben ze wel eens verdiend. Mijn spaghetti vormt, hoewel ik meer dan de helft laat staan, een welkome afwisseling van dieet. Terug in Acholi Inn delen we nog een flesje wijn met Paddy.

 

donderdag 19 december 2002

 

Eerst en vooral in CPU kijken hoe de kinderen het daar vandaag stellen. De verpleegster, een sympathieke vrouw die duidelijk van aanpakken weet, is al druk in de weer met het verzorgen van de talloze verwondingen.

We interviewen een jongen die 'slechts' drie weken bij de rebellen heeft doorgebracht maar wiens verhaal zo schrijnend is dat Els prompt beslist hem in het programma op te nemen. Het bewijst eens te meer dat minimum zes maanden ontvoerd zijn eigenlijk een absurde voorwaarde is om in aanmerking te kunnen komen voor sponsoring. Maar zolang er niet voldoende sponsors zijn voor alle kinderen die uit de klauwen van de rebellen konden ontsnappen, vormt het helaas een noodzakelijke regel. Een meisje vertelt hoe ze in de loop van juli thuis werd ontvoerd. Haar thuis is niet zo gek veraf gelegen van ons hotel. Ineens blijkt veilige thuishaven Acholi Inn toch niet zo veilig te zijn…

Na de lunch scheiden onze wegen zich andermaal. Terwijl Els een afspraak heeft met Nobel op de luchthaven en meteen ook ons 'overlevingspakket' in ontvangst zal nemen dat Jef ons vanuit Kampala zendt en vervolgens naar World Vision zal trekken, verkas ik met Joseph naar Gusco. Net als ik wil starten met de interviews, arriveert een delegatie van de Verenigde Naties in reusachtige pick-ups en omringd door robuuste, zwaar bewapende militairen. Mijn eigen soldaatje lijkt ineens heel erg jong en heel erg kwetsbaar tegenover zoveel uiterlijk machtsvertoon. Maar als we later te voet terug wandelen naar het hotel verzekert hij me nogmaals dat hij toch echt wel bereid is zijn leven voor mij te geven. En dat maakt natuurlijk veel goed. En voor het geval hij als eerste zou neergaan, leert hij me snel nog even hoe ik zijn kalashnikov precies moet bedienen. Een mens kan maar beter op alles voorbereid zijn. Hoe het ook zij, de rest van de interviews moeten vertaalster Lydia en ik verder onder de mangoboom afnemen.

Els vertelt hoe ze de afgelopen nacht is wakker geschrokken en had kunnen zweren dat ze een geweerloop zag blikkeren in het maanlicht. Om het zekere voor het onzekere te nemen heeft ze zich omgekeerd in bed. Als er geschoten moet worden, dan toch liever een kogel in je voeten dan in je hoofd. Grappige anekdote ware het niet dat het mijn eigen nachtelijke avontuur ook weer in herinnering brengt. Glashelder weet ik weer hoe ook ik vannacht ben wakker geschrokken van mijn venster dat werd dichtgeklapt.  Toeval of niet, ik vind het behoorlijk creepy. En wie was die man in verfomfaaide kleding die Els vandaag minstens een half uur lang nauwlettend in het oog hield toen ze voor het hotel met een aantal mensen in gesprek was verwikkeld? Op het ogenblik dat ze hem samen met Lutaaya wilde aanspreken was hij verdwenen, als in rook opgegaan. Volgens Lutaaya hoeft er geen twijfel over te bestaan: dat was een spion van het LRA.

En daarmee verdwijnt mijn laatste restje zekerheid. De rebellen bevinden zich niet alleen in de bush maar hebben ook hun mannetjes in Gulu zelf. Om mij gerust te stellen biedt Els grootmoedig aan om haar kamer vannacht met mij te delen, maar dat aanbod sla ik af. Als er iemand is waar ik de nacht niet mee wil doorbrengen is het doelwit Els wel.

Mijn voorkeur gaat eerder uit naar een lijfwacht, mèt wapen. Als ik Lutaaya hiervan op de hoogte breng, worden Joseph en Mbussa er onmiddellijk bij gehaald en kan operatie 'sleeping with Renate' worden voorbereid. Het groeit algauw uit tot een ware, bloedserieuze missie. Als Lutaaya uiteindelijk beslist om mij niet alleen Joseph te geven maar Mbussa er nog als toemaatje bovenop (waardoor het eigenlijke target dus zonder lijfwacht komt te zitten), begint de hele situatie behoorlijk op mijn lachspieren te werken. Een kwartier voor mijn roomies me zullen vervoegen, besluit ik de hele missie af te blazen. Intussen was het me duidelijk geworden dat als er één nacht is waarin ik me geen zorgen hoef te maken, het vannacht wel is. Nobel is immers eveneens in Acholi Inn gearriveerd met een paar parlementariërs en sindsdien krioelt het hele terrein van de militairen. Nooit geweten trouwens dat een nacht met mij zulk een uitgebreide briefing vereist. Toch eens informeren op het thuisfront …

 

vrijdag, 20 december 2002

 

De nagenoeg dertig man die vannacht op de uitkijk stond, heeft zijn kalmerende uitwerking niet gemist. Hoewel niet veel heb ik ditmaal alleszins niet slecht geslapen. En om deze nieuwe dag helemaal tot een feest te maken is er vanmorgen ook nog eens stromend water. Eens te meer besef ik hoe wij in onze westerse samenleving verwend zijn tot op het bot.

De voormiddag is gereserveerd voor CPA (Concerned Parents Association). Daar hebben een stuk of 40 kinderen zich verzameld om een briefje te schrijven aan hun sponsor in België. Ze kwijten zich allemaal even ernstig van hun taak. Aangezien de ervaring leert dat de kinderen wel eens stiekem schriftelijk durven bedelen voor een fiets of voor extra sponsorgeld voor hun 4 broertjes en zusjes, wat natuurlijk niet de bedoeling is (but can't blame them for trying), heb ik mijn handen vol met het diagonaal nalezen van de brieven. Daarnaast moet gezorgd worden dat het juiste kind naar de juiste sponsor schrijft, een 'presentie'- lijst bijgehouden worden en neem ik tussendoor ook het ingekorte verhaal van een paar kinderen op cassette op. Veel te snel is het weer lunchtijd. Maar we houden die bewust zo kort mogelijk omdat we deze namiddag nog alle wachtenden in Gusco willen interviewen. Het belooft een race te worden tegen de tijd.

De gesprekken in Gusco krijgen een beetje het cachet van lopende band werk, maar dat levert ook grappige momenten op. Vertaalster Christine en ik zitten op dezelfde golflengte en barsten regelmatig gelijktijdig uit in een spontane lachbui. Op 2,5 uur tijd passeren bij Els en mij samen zeventien zware verhalen (lichte verhalen zijn hier nu eenmaal onbestaande) de revue. En dan, na 8 gesprekken,  moet ik er echt de brui aan geven. Ik ben op, begin zelfs te kokhalzen bij de gedachte aan nog een interview. Ik kan het niet helpen maar de laatste twee wachtenden moet ik aan Els laten.

Samen met Joseph wandel ik terug naar het hotel. Het doet goed om mij af en toe eens buiten een omwalling te kunnen begeven. Dat ik mij niet vrij kan bewegen zonder een bewapende soldaat in mijn kielzog, stoort me niet maar het feit dat ik mij bijna continu binnen ommuurde terreinen bevind, valt me zwaar. Soms voel ik me echt een gevangene, hoewel ik bij mijn weten toch helemaal niets op mijn kerfstok heb.

Terwijl onvermoeibare Els met een nieuwe lading t-shirts naar CPU trekt om de allerlaatst bijgekomen kinderen van een nette verpakking te voorzien, kruip ik met de fiches van alle kinderen die ik heb geïnterviewd in bed.

 

zaterdag, 21 december 2002

 

En dan zit het er voor mij op. We vertrekken met een aantal mensen tegelijkertijd en dat moment is er zo plots dat er nauwelijks tijd rest om afscheid te nemen. Maar eigenlijk vind ik dat niet zo erg, want afscheid nemen is niet mijn sterkste kant. Lutaaya, Mbussa en Joseph gaan met me mee naar Kampala, dat is een meevaller. De hele rit naar Kampala breng ik half slapend door: de uitputting nabij!

Ik vlieg pas maandagavond naar huis en hoewel de laatste dagen nog aangenaam verlopen: Lutaaya stelt me zijn familie en huis voor, Joseph laat me Kampala zien, Jef nodigt me uit voor een etentje (Chinees nota bene maar heerlijk!!!), ik krijg dit keer geen prinsessenkamer maar een koninginnenkamer en ook het nachtleven van Kampala kan ik nog ontdekken, heb ik sterk het gevoel dat het al afgelopen is. Het is niet meer dan een wachten op het vertrek dat er onherroepelijk aankomt en een einde zal maken aan deze gedenkwaardige ervaring.

 

 

 

Avonturen in het buitenland, die ik even kwijt wilde.

Volledig aan het brein ontsproten, pure fantasie.

spinsels

Avonturen in binnenland (België

en Nederland) in blogvorm.

fictie
reisflarden
bottom of page